23 oktober 2011

Coney Island

New York: The City that never sleeps.

Dit klopt wel degelijk. Het is nooit eens stil in deze stad. Zelfs tot diep in Central Park blijft het straatlawaai je achtervolgen. Vele supermarkten en restaurants blijven eenvoudigweg 24 op 24 geopend. Wanneer de laatste late diner snack eenmaal is opgediend, begint men terug ontbijt te serveren. En de Subway gaat ook heel de nacht door. Om 4 uur ´s nachts moet je gewoon 5 minuten wachten op je trein, in plaats van de gewoonlijke 3 minuten.

New York: The Capital of the World.

Niet helemaal. Hier valt niet echt veel meer te beleven dan in eender welke hoofdstad in de wereld. Voor een belangrijke modestad te zijn lopen ze er wel net iets te “street” en te “urban” bij. Het eten is er zeker niets bijzonders. En kunst en wetenschap is er even alom tegenwoordig als in elke andere stad. Niet dus.
Wat wel opvalt is het enorme gapende gat tussen arm en rijk. De eerste groep de een grote meerderheid, met een bescheiden inkomen en een oppervlakkig bestaan. En tweede heel kleine groep is schandalig rijk. Voor die laatste groep is trouwens heel veel volk uit de eerste groep in de weer. Het is blijkbaar ofwel het ene, ofwel het andere.
Wanneer we ´s morgens vanuit Harlem in de Subway downtown reizen zitten we in het begin meestal als enige blanke in het rijtuig. Hoe dieper we downtown de stad in zakken hoe witter de omgeving wordt. Eenmaal in de buurt van Wall Street zijn alle zwarte passagiers verdwenen.
Alle niet blanke Amerikanen die je daar eventueel nog tegen komt hebben ofwel een borstel in hun hand of besturen een taxi. Als je daarna verder gaat richting Brooklyn kleurt de trein geleidelijk lichtbruin van de latino´s en geel van de Chinezen.
New York telt dus zeker en vast heel veel nationaliteiten en culturen….in de dienstensector….en in de achterkeukens van de restaurants…en allemaal apart in hun eigen getto´s .

0 reacties:

Een reactie posten

Enter your email address:

Delivered by FeedBurner

Subscribe to Amerikareis 2010 by Email